Konijneninfo
Verzorging
Konijnen binnen of buiten?
In de natuur leven konijnen voornamelijk in een ondergronds gangenstelsel, de burcht genaamd, waar het altijd ongeveer 10°C is, zomer of winter. Konijnen kunnen dus best goed tegen koudere temperaturen en voelen zich het best bij een temperatuur tussen 10-19°C. Bij een omgevingstemperatuur boven 24°C, kunnen konijnen snel oververhit geraken, omdat ze hun warmte niet goed kwijtraken.
Konijnen maken vanaf eind augustus- september een wintervacht aan wanneer ze buiten leven en de dagen en nachten kouder beginnen worden. Een konijn heeft ongeveer 3 maanden nodig om zijn wintervacht klaar te krijgen. Eens de wintervacht volledig is aangemaakt, kan het konijn normaalgezien de koude temperaturen tijdens de winter trotseren, op voorwaarde dat hij/zij een maatje heeft om tegenaan te liggen en over een nachthok beschikt dat afgeschermd is van regen en wind. Een konijn met een volle wintervacht, haal je best niet zomaar voor langere tijd naar binnen. Het grote temperatuurverschil in combinatie met de dikke wintervacht kan ervoor zorgen dat het konijn oververhit geraakt. Daarnaast zijn ze na een week hun wintervacht kwijt. Andersom zullen konijnen die vanaf eind augustus binnen gehouden worden, niet starten met de aanmaak van een wintervacht. Zij kunnen dus niet tegen de koudere buitentemperaturen in de winter en mogen niet zomaar buiten geplaatst worden.
Wil je konijnen wisselen tussen binnen en buiten, wacht dan tot in de maand mei wanneer het ’s nachts niet meer vriest en je zelf ook comfortabel in een t-shirt buiten kan staan. Uiteraard zijn hier uitzonderingen op voor zeer jonge, zieke of oude dieren die niet (meer) in staat zijn om een wintervacht aan te maken. Deze dieren hou je best binnen of kan je bij een periode van ziekte overbrengen naar een tussenruimte (berging, garage).
Huisvesting
Voor de ideale huisvesting, is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat je bij konijnen te maken hebt met prooidieren. Dit betekent dat ze zich moeten kunnen verschuilen, dat ze moeten kunnen oefenen op rennen en dat ze de omgeving goed in het oog moeten kunnen houden. De minimumruimte die ze permanent moeten hebben is minstens 2m² per dwergkonijn en minstens 3m² per middelgroot konijn. Hierdoor kiezen we er als vzw voor om de minimumafmetingen voor de verblijven van konijnen op 4-6 m² te zetten voor een koppel middelgrote konijnen. Grotere konijnen hebben meer ruimte nodig.
Het verblijf moet veilig zijn zodat de dieren zich niet kunnen verwonden, niet kunnen ontsnappen, maar ze ook veilig zitten voor roofdieren. De draad van een buitenverblijf moet in de grond worden ingegraven, zodanig dat de konijnen niet hun weg naar vrijheid kunnen graven. Ook dient de omheining voldoende hoog te zijn: minstens 1 meter hoog, maar voor sommige konijnen is dit nog niet voldoende. Konijnen moeten beschikken over een veilig nachthok, waar ze ten alle tijden kunnen schuilen en dat kan afgesloten worden tegen roofdieren.
Welk hok je gebruikt hangt er van af of het gaat om buitenkonijnen of binnenkonijnen. Voor een buitenkonijn heb je altijd een houten, onbehandeld hok nodig. Een plastic hok volstaat niet voor buiten en is ook voor binnen geen goed idee. Het plastic zorgt voor te weinig verluchting. Ook de hoogte van het hok is belangrijk. Een konijn moet comfortabel op zijn achterpoten kunnen staan om de omgeving te scannen. Kunnen ze dit niet, dan veroorzaakt dit stress. Als de konijnen binnen worden gehouden, is een zware puppyren vaak geschikt als omheining. Deze heeft een gewicht van meer dan 20 kg, zodat de konijnen de ren niet kunnen verplaatsen. Ook zijn ze beschikbaar in 1 meter hoogte en zelfs hoger.
Enkele voorbeelden van geschikte verblijven



Hooi en vers water dient altijd aanwezig te zijn en ook dienen de voer- en waterbakjes altijd schoon te zijn. Zorg voor een beschutte plek in het buitenverblijf. Leg het hooi in het toilet om zindelijkheid te vergemakkelijken.
Om de konijnen wat uitdaging en afwisseling te geven, is het leuk om de ren in te richten met voldoende speelgoed en verstopmogelijkheden. Denk hierbij aan tunnels, huisjes, verhoogjes (plaats deze niet te dicht tegen de omheining), balletjes, boomstammen, takken (zoek goed op welke houtsoorten eetbaar zijn voor konijnen, voor je ze in de ren legt),…
Konijnen zijn erg gevoelig aan pododermatitis of voetzoolontsteking, waarbij de soort ondergrond of bodembedekking cruciaal is voor de preventie ervan. Pododermatitis kan voorkomen worden door konijnen te huisvesten op een zachte ondergrond, alsook door konijnen op een gezond gewicht te houden. Konijnen die obees zijn, hebben meer aanleg voor pododermatitis, gezien de druk op de achterpoten verhoogt door het gewicht. De beste ondergrond voor konijnen is gras of zandgrond, waar ze ook in de natuur het meest op vertoeven. Voor binnenkonijnen kan je werken met een foam puzzelmat. Dit ontlast de pootjes prima en is ook afwasbaar. In het nachthok (zowel binnen als buiten) kan je werken met vochtabsorberend materiaal zoals hennepvezels of papierkorrels (vb. Back2nature). Hoewel stro goed isoleert en warmte geeft in de winter, mag de ondergrond niet enkel uit stro bestaan gezien stro geen vocht absorbeert en het konijn op die manier met de pootjes in de eigen (brandende) urine zit. Vochtabsorberend materiaal met daarop een laagje stro is dan wel weer een prima keuze voor konijnen die buiten leven.
Voeding
Het dieet is cruciaal voor de gezondheid van het konijn en heeft ook een enorme impact op de werking van het maag-darmstelsel en de tanden. Konijnendarmen moeten door hun opbouw en manier van werken áltijd in beweging blijven. Dit betekent dat konijnen normaalgezien ook op heel veel verschillende momenten gedurende de dag zullen eten. Weigert een konijn voedsel, sla dan meteen alarm. Een konijn dat niet eet, is een spoedgeval!
Konijnentanden groeien het hele leven door. Er is geen enkele manier om aan de hand van de tanden de leeftijd van een konijn te kunnen inschatten. De bovenste snijtanden groeien met een snelheid van 2 mm per week en de onderste snijtanden met een snelheid van 2,4 mm per week. De snelheid waarmee de kiezen groeien is ongeveer 3 mm per maand. Het is dus cruciaal dat de tanden voldoende worden afgesleten om problemen te voorkomen.
Hooi en water moet altijd aanwezig zijn . Grote vezelpartikels zijn noodzakelijk voor het behoud van een normale darmmotiliteit. De inhoud van de blinde darm (die bij konijnen cruciaal is voor een goede vertering) wordt één- of tweemaal in een periode van 24h vrijgezet onder de vorm van nachtkeutels. Deze nachtkeutels zijn normaalgezien niet zichtbaar, gezien het konijn ze rechtstreeks aan de anus opnieuw zal opnemen voor een tweede passage doorheen het gastro-intestinaal stelsel. De opname van deze nachtkeutels is een belangrijke bron van vitamine B, vitamine K en microbiële eiwitten. De hoeveelheid nachtkeutels die een konijn zal eten van aan de anus wordt beïnvloed door het dieet. Een dieet hoog in vezelgehalte zorgt voor een hogere consumptie, terwijl een dieet met een hoog eiwitgehalte zorgt voor een verlaagde consumptie. Wanneer de nachtkeutels niet voldoende worden opgegeten, krijgt het konijn dus niet alle essentiële voedingsmiddelen binnen. Daarnaast zijn deze keutels wat zachter en plakkeriger en kunnen ze problemen veroorzaken wanneer ze blijven plakken in de vacht rond de anus. Hierdoor kan plakpoep ontstaan, dat vliegen en andere parasieten kan aantrekken.
Naast hooi/gras moeten konijnen ook groenten eten. Bladgroenten en wilde kruiden mag je ad libitum geven. Harde groenten zoals wortel, pastinaak,... geef je beperkt. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd op konijnenfora mogen konijnen wél kolen en sla eten. Sterker nog, deze groenten zijn net goed voor de darmen. Groene groenten zoals kolen, andijvie, sla en witloof zijn ideaal. Konijnen absorberen al het calcium uit de voeding. Let dus zeker op met gedroogde kruiden en te veel brokken. Het overtollige calcium dat niet door het lichaam gebruikt wordt, wordt via de nieren terug uitgescheiden. Dit betekent dat konijnen erg gevoelig zijn aan de vorming van blaasgruis en blaas- en urinewegstenen door het neerslaan van de calciumkristallen. Door de vorming van de calciumkristallen in de blaas kan deze niet volledig leeggeplast worden en kunnen er secundair bacteriële infecties ontstaan. Daarnaast kunnen de calciumkristallen ook de urinewegen volledig blokkeren, wat op termijn dodelijk kan zijn wanneer niet ingegrepen wordt. Bouw nieuwe groenten telkens rustig op. Begin met een kleine hoeveelheid en bekijk de keutels enkele dagen. Wanneer de konijnen gewend zijn aan de nieuwe groenten, kan je steeds meer geven.
Let op met fruit. Konijnen mogen in principe wel bepaalde fruitsoorten eten, maar ze bevatten ontzettend veel suiker en kunnen hierdoor darmproblemen en tandproblemen veroorzaken. Geef enkel zeer uitzonderlijk een stukje fruit en in uiterst kleine hoeveelheden.
Je mag brokjes geven als traktatie. Blijf weg van muesli-mixen! Diëten bestaande uit muesli (die nog zeer vaak worden aangeraden door de dierenwinkels) geven aanleiding tot gastro-intestinale stase, obesitas en tandproblemen. Mueslimixen mogen dus eigenlijk nooit aan konijnen gegeven worden. Ze bevatten enorm veel suiker en zetten de konijnen aan tot selectief eten. Daarnaast bevatten ze een zeer laag vezelgehalte. Kies dus steeds voor een korrel waarbij alle korrels er hetzelfde uitzien. Geschikte korrels zijn deze van ScienceSelective, Beaphar, Bunny Nature,… Ook Aveve heeft geschikte korrels: groene, kleine staafjes. Neem als standaarddosis 1 soeplepel korrel per kg konijn per dag. Geef dus zeker niet te veel korrel!
Mueslimix

Uniforme biks

Blijf ook weg van knaagstenen! Helaas worden deze nog steeds in dierenwinkels aangeprezen als het ideale materiaal voor het afslijten van de tanden, maar niets is minder waar. Knaagstenen bevatten enorm veel calcium en geven hierdoor dus ook aanleiding tot het ontstaan van blaasgruis en blaas- en nierproblemen in het algemeen. Het afslijten van de tanden doen konijnen het beste met (ruw) hooi, kruiden, wilgentakken of hout van fruitbomen (appelboom, bramen, druif, framboos, perenboom,…), hazelaar, berk of beuk.
Voorjaarsgras
Let op met konijnen die aan het begin van de lente (af en toe) op gras worden gezet. De samenstelling van microben in de darmen van konijnen verandert naargelang wat ze eten. Eten konijnen veel gras met een hoog gehalte aan suikers, dan zullen de microben die verantwoordelijk zijn voor het afbreken van deze suikers talrijk aanwezig zijn. Eten ze gras met minder suikers, maar met meer plantenmateriaal (cellulose), dan vergroot de populatie aan cellulose-verwerkende bacteriën. Het duurt telkens enkele dagen vooraleer de aanpassing gebeurd is. Daarom is het ook belangrijk veranderingen in het voedingspatroon van je konijn geleidelijk aan door te voeren. Is er een te snelle ‘switch’ naar ander voedsel, dan kan de microbenbalans in de darmen verstoord geraken, wat bijvoorbeeld kan leiden tot gas.
Een eigenschap die typisch is voor planten, en dus ook gras, is dat ze doen aan fotosynthese. Dit betekent dat planten CO2 onder invloed van zonlicht kunnen omzetten naar suikers (koolhydraten). Deze suikers kunnen ze vervolgens gebruiken om te groeien. Dit gebeurt meestal ’s nachts wanneer de zon alweer onder is. Wanneer de dagen in het voorjaar langer worden en de zon zich vaker laat zien, stijgt dus de productie van de koolhydraten in de planten. Hoewel de zon overdag in de lente vaak zorgt voor een aangename warmte, zijn de nachten toch nog zeer koud en dus ook te koud voor de planten om te groeien. De koolhydraten die de planten overdag aanmaken dankzij het zonlicht, kunnen ze dus nog niet meteen gebruiken, maar ze slaan ze wel op. Hierdoor zullen grassen in het voorjaar heel wat suikers bevatten. Hou konijnen die een te hoge BCS hebben of konijnen die niet gewoon zijn om op gras te zitten in het begin van de lente dus even weg van het verse gras. Wilde konijnen of konijnen die het hele jaar door buiten gehouden worden op gras, passen zich dus wel goed aan samen met de seizoenen. Wanneer het voorjaarsgras start met groeien, beginnen ze dit stilaan te eten en ze eten er gradueel meer van wanneer er meer en meer groei is. Deze konijnen ondervinden dus zelden problemen met de stijgende suikerconcentratie in voorjaarsgras.
Sterk verzwakt konijn of obees konijn
Je hoeft het ideale gewicht van een konijn niet te kennen om te zien of het dier te mager, te dik of perfect op gewicht is. Door het konijn langs boven en in zij-aanzicht te bekijken, kan je snel zien of het dier op gewicht zit of niet. Hieronder kan je een document downloaden dat de BCS weergeeft van konijnen.
Is het konijn te mager, geef dan iets energierijkere voeding. Je kan kiezen voor bijvoorbeeld Energy Dental van Bunny nature® (is ook goed voor konijnen met tandproblemen) en voor energierijker hooi, zoals alfalfa hooi. Let op: dit hooi bevat een hoog gehalte aan calcium en eiwit. Gebruik dit hooi dus niet bij konijnen met nierproblemen.
Let op bij konijnen die een hoog gewicht hebben dat je ze niet op een te streng dieet zet. Konijnen die plots te weinig eten binnenkrijgen, gaan gemakkelijk in hepatische lipidose. Bij hepatische lipidose kom je snel in een vicieuze cirkel. Door de verminderde leverfunctie, zal het konijn minder eten, waardoor de hepatische lipidose verergert en uiteindelijk ook de darmen in stase kunnen gaan. Dit moet je te allen tijde vermijden. Bouw dan als eerste de hoeveelheid korrel af, maar blijf voldoende groenten en hooi aanbieden. Raadpleeg bij twijfel een dierenarts.
Hier is een mooie voorstelling van hoe de verhoudingen van voeding zouden moeten zijn voor konijnen.
